Alleen Iedereen word alleen geboren, Van je grote teen tot je oren. Vanaf dan een mooi gezin, En fluit je samen het leven in. Vind je de waren en krijg je een kind, Als klein gezinnetje eensgezind. Tot dan toe niks aan de hand, Tot je in een bejaardentehuis beland. Maar dan komt het eenzaamheid en verdriet, En de gedachte vergeet je me niet. Sterft uiteindelijk je man, Denk je dat het niet erger kan. Kun je dan nergens meer heen, En dan besef je, ik ben helemaal alleen.